Een overzicht van alle oude vergeten beroepen van vroeger, op alfabet met de letter F.
Wat was een factoor?
Een factoor was een zaakwaarnemer die zaken deed voor rekening van een ander. In de graanhandel was dit een graanfactor.
Wat was een faliemaakster?
Een faliemaakster was een maakster van een falie. Dit is een grote rechthoekige zwarte doek van zwarte stof die door vrouwen over het hoofd of over de schouders werd gedragen. Een falie is een middeleeuws en in de negentiende of twintigste eeuw in onbruik geraakt dameskledingstuk.
De afmetingen zijn ca. 3 meter, afhankelijk van de lichaamslengte van de vrouw, bij ca. 1 meter. Vrouwen droegen dit kledingstuk onder andere bij het ter kerke gaan. Men kon het gehele lichaam tot aan de enkels in een falie hullen, met het gezicht vrijwel geheel verborgen. Bij het dragen werd het kledingstuk aan de ondermuts bevestigd met een speld, of het werd los over de schouders gehangen. Aan de voorzijde werd het met de handen bij elkaar gehouden. Er waren, streekafhankelijk, verschillende draagwijzen.
De falie was in delen van de Nederlanden onderdeel van de rouwdracht. Omdat een falie een kostbaar kledingstuk was dat niet iedereen kon bezitten, werden falies verhuurd.
Aan het gebruik van het kledingstuk kwam, door het vermoeden van besmetting via gehuurde falies, in elk geval in Helmond een einde in 1866, tijdens een cholera-epidemie. In sommige delen van het land droeg tot in het begin van de twintigste eeuw een falie als rouwkleding. De falie heeft veel overeenkomsten met een huik en wordt in sommige literatuur beschouwd als de opvolger daarvan.
Wat was een felpwerker?
Een felpwerker werkte met fluweel.
Wat was een filmoperateur?

Een filmoperateur is verantwoordelijk voor verschillende werkzaamheden die met films en geluid te maken hebben. In de meeste gevallen zal het beroep filmoperateur betrekking hebben op bioscopen of filmhuizen, die gebruikmaken van filmoperateurs. Een filmoperateur is onder andere verantwoordelijk voor het bedrijfsklaar maken van films, het bedienen van de projector, het bedienen van de geluidsinstallatie, het opbergen van de films en het onderhouden van de apparatuur.
Daarnaast ziet de filmoperateur erop toe dat alles verloopt tijdens de voorstelling zoals dit de bedoeling is. Ook het monteren van de trailers en de reclame voorafgaand aan de film is een taak van de filmoperateur. Over het algemeen zal een filmoperateur tijdens de voorstelling in de cabine verblijven om mogelijke fouten snel op te kunnen lossen. Ook is het belangrijk dat een filmoperateur goed in de gaten houdt of beeld en geluid wel synchroon lopen tijdens de voorstelling. Als dit niet het geval is kan de filmoperateur dit aanpassen. In de meeste gevallen zal de filmoperateur dit meerdere keren controleren tijdens de voorstelling.
De films worden naar de bioscopen getransporteerd in containerdozen waarin de actes van de film verpakt zitten. (Vroeger gebeurde dit, als er geen containerdoos was, in bruin pakpapier waar je een flinke hoeveelheid touw omheen moest binden om de ronde filmblikken op zijn plaats te houden. Een hoofdfilm bestond uit gemiddeld 6 acten. Eén acte is ongeveer 20 minuten lang. De operateur vertoonde vroeger de film acte voor acte. Hij wikkelde de films op spoelen en plaatste de spoel voor projectie in de boventrommel van de projector. De film werd door het projectiemechanisme van de spoel afgewikkeld en in de ondertrommel weer op een lege spoel opgedraaid.
Het doel van deze trommels was vroeger om in geval van brand te voorkomen dat ook de rest van de film in brand vloog. Hoe wist de operateur dat hij van acte moest wisselen en van de ene projector naar de andere moest over schakelen? Heel eenvoudig, er waren op de filmkopie tekens aangebracht. Vlak voor het eind van een acte verschijnt in de rechterbovenhoek van het beeld een rondje wat voor de operateur betekende dat hij de projector met de nieuwe acte moest starten. Na 8 seconden verschijnt er een tweede teken in de rechterbovenhoek hetgeen voor de operateur inhoud dat hij beeld en geluid moet overzetten. Als dit correct wordt uitgevoerd dan ziet het publiek niet dat er van acte gewisseld is omdat de film voor de kijker gewoon doorloopt.
Wat was een flankeur?
Een flankeur was een soldaat die als verkenner terzijde van de troepen loopt, bij de infanterie. Dit type soldaat, de lichte infanterist, was ontstaan aan het eind van de 18e eeuw.
Ze werden vaak vooruit gezonden in veldslagen om vijandelijke eenheden te ontregelen door hun officieren, tamboers en vaandeldragers uit te schakelen, waarbij ze gebruikmaakten van het terrein om dekking te zoeken. De scherpschutters van deze eenheden kregen vaak een onderscheiding.
Flankeurs hadden dus de taak om heel actief aanwezig te zijn, gericht te kunnen schieten en veel eigen initiatief te tonen. Deze eenheden waren zeer geliefd bij de vrijwilligers van 1814-1815.
Op 18 juni 1815 volgde de beslissende Slag bij Waterloo. Napoleon lanceerde een aanval op het Nederlandse deel van de Geallieerde linie. De flankeurs van de diverse bataljons van de Brigade waren vooruitgestuurd om de aanval te vertragen. Uiteindelijk moesten de Nederlandse troepen wijken, tot een tegenaanval van de Britse cavalerie de Fransen stopten en terugdrongen.
Wat was een flenser?
Een flenser werkte op de walvisvaart waar hij de taak had om de kop en de buitenste speklaag van de walvis af te snijden.
Wat was een flessenbematter (flessenmatter)?
Een flessenbematter was iemand die glazen flessen beschermde. Destijds waren de wegen nog niet geasfalteerd. Om een fles wijn of drank onbeschadigd bij de klanten te krijgen werden ze van een passende verpakking voorzien. Voor gewone flessen werden daarvoor hulzen van stro vervaardigd. Strohulzen en stromatten waren vroeger de enige soort verpakking waarin men flessen schadevrij kon vervoeren.
Voor de grotere bewaarflessen werden (geschilde) wilgentenen gebruikt. Een en ander soms ook om de slechte kwaliteit van de flessen te verbergen. Oorspronkelijk moesten de destillateurs daar zelf voor zorgen en hadden daartoe een of meerdere flessenmatters in dienst. Rond 1900 kwamen de strohulzenfabrieken, o.a. de Tilburgsche Stroohulzenfabriek, waar de strohulzen machinaal door overwegend jong personeel werden vervaardigd. Zij stonden in stukloon en konden als ze flink doorwerkten een gulden of vijf per week verdienen. Ze sloofden van zeven tot zeven uur en hadden middagpauze van twaalf tot half twee. ’s Zaterdags duurde het werk van zeven tot twaalf uur.
Wat was een foelieslager (folieslager)?
Een foelieslager (folieslager) was iemand die dunne bladen uit metaal sloeg. Zij maakten foelie van tin en amalgaan (wat later bekend werd als zeer giftig). Dit werd gebruikt voor spiegels en edelstenen om de terugkaatsing van het licht te versterken.
Wat was een fourier?
De fourier was in de regel onderofficier, belast met de zorg voor de militaire kleding en uitrusting. De functie van foerier is ontstaan rond 1900. Voor die tijd waren er Administrateurs van Kleding en Wapening. De taak van de foerier is de uitrusting, zoals de persoonlijke uitrusting uit te reiken en de voorraden te bewaren. Ook de inkwartiering, de huisvesting, van de soldaten kan tot zijn taak behoren. De fourier was tevens compagnieschrijver.
De sergeant fourier was een onderofficier. De sergeant fourier was verantwoordelijk voor de uitrusting en bewapening van de troepen, bij uitstek had hij een plek in de staf van een compagnie. Op bataljons- en regimentsniveau waren dat meestal verplegingsofficieren of sergeant-majoors fourier. De fourier was baas in de rustkamer, de plek waar de uitrusting werd opgeslagen en hij werkte nauw samen met de administrateur van de compagnie.
Omschrijving uit het Militair woordenboek(1861-1862) –H.M.F. Landolt;
Een onderofficier, bij elke Compagnie infanterie, artillerie of mineurs (in ons leger ook bij elk eskadron kavallerie) aanwezig. In vele legers heeft hij nog thans, even als oorspronkelijk bij de vendels landsknechten, het opzigt over de inlegering en wordt hij op marsch tot het kwartiermaken gebezigd; bij andere legers wordt hij alleen tot het houden der rekeningen en schrijfwerk van allerlei aard of tot beide diensten, gebruikt. Bij de Duitsche legers worden nog hier en daar de soldaten, welke de kwartiermakende officieren en onderofficieren begeleiden Fourierschützen, markeurs of aanwijzers genoemd; in Oostenrijk wordt deze naam aan de oppassers der officieren gegeven.
Wat was een freezer?
Een freezer bewerkte hout en metaal met een frees. Dit is een gereedschap met een schijf (of cilinder) waarmee metaal of hout uitgeboord of afgeschaafd kan worden.
Wat was een frescoschilder?
Een frescoschilder was een schilder van fresco’s, dat is met waterverf op natte kalk muurschilderingen maken. Een fresco is een schildering op muren en/of plafonds, waarbij de verf op de kalk van de muur of het plafond wordt als het nog nat is. Hierdoor is het fresco net zo plat als de muur en vormt het één geheel.
De frescotechniek bestaat uit schilderen op een vochtig medium, zoals nog nat pleisterwerk. De muren waarop een fresco wordt aangebracht moeten stabiel, droog en vrij van opstijgend vocht zijn. Zonder pleisterlaag moeten ze lange tijd hebben blootgestaan aan de lucht. Vooraleer nieuwe pleister aan te brengen dienen oude lagen eerst volledig te worden afgekapt.
De muur moet verschillende malen worden natgemaakt want goede bindingen met het fresco hangen voornamelijk af van het geabsorbeerde watergehalte. Liefst zijn de bakstenen zo gelijk mogelijk gebrand en indien mogelijk afkomstig uit één oven. Marmerpoeder, kalksteen en kwarts vormen de basis van de onderlaag. Alle mortellagen moeten nat over nat worden aangebracht.
Op de onderste nog natte laag wordt een egaliseringslaag aangebracht die iets droger mag zijn. Op de egaliseringslaag wordt na twintig minuten de grove schilderslaag aangebracht (ruwe pleister) bestaande uit middenfijn gewassen zand of marmergries vermengd met één deel kalk. Deze laag dient een dikte van één centimeter te hebben. Hierop kan indien gewenst nog een fijne pleisterlaag van drie à vijf millimeter worden aangebracht. Het gebruik van marmergries verlicht de schildering. De ideale verhouding bestaat voor deze laag uit één deel marmergries en één deel kalk. Eventueel kan hierop nog een laag witkalk worden gezet om een zeer licht effect te krijgen in de schildering.
Fresco's zijn oorspronkelijk in Italië bedacht en hier zijn er ook een hoop te vinden, onder andere in kerken. Ook buiten Italië, zoals Spanje, Vaticaanstad en Duitsland zijn fresco's te vinden.
Wat was een friseerder?
Een friseerder was werkzaam in de lakenindustrie. Nadat het laken geweven was en verder werd bewerkt kwam het in handen van de friseerder of nopper. Als regel was dit echter vrouwenarbeid, waarbij men dan spreekt van nopster of wiedster. Zij verwijderden de oneffenheden, die als gevolg van de knoopjes, die de wever had aangebracht om gebroken draden te herstellen, waren ontstaan.
Zij bedienden zich daartoe van scherpe ijzers of messen. Deze noppen werden gebruikt voor het vullen van bedden en het vervaardigen van slechte soorten laken. Kennelijk werd hierbij ook gebruik gemaakt van zogenaamde friseerborden, die de kwaliteit van het laken aantastten, gezien een bepaling in de Keuren van de Leidse Lakendraperie:
'Niemand (sal) ... tot het Noppen vande Laeckens mogen gebruycken ... frijseer-borden, of eenige andere diergelijcke schadelijcke instrumenten.' In het Handvest van Amsterdam, 1ste Verv. 79 a wordt gesproken van 'Een Saaydrooger, Friseerder, Trypscheerder' enzovoorts.
Later vervaardigde men textiel, dat dusdanig geweven werd dat er kleine overeindstaande lussen werden gevormd die men eveneens noppen noemde. Men kent het woord friseren (frizeren) ook in een andere betekenis: Het haar in de krul zetten. Ook hierbij komt de term friseerijzer voor maar dan in de betekenis van friseer- = krultang.
Wat was een fusteinwerker?
Een fusteinwerker werkte met fustein, een stevige stof geweven in uiteenlopende patronen. Pas aan het begin van de zestiende eeuw werd fustein ook in de Lage Landen geproduceerd. Fustein werd aanvankelijk vooral gebruikt voor het maken van militaire kledingstukken zoals jacken en wambuizen, maar er zijn aanwijzingen dat rond 1370 ook civiele wambuizen wel eens uit dit materiaal werden gemaakt. Het werd tot de 19e eeuw algemeen gebruikt voor beddengoed en voeringstof voor kleding.
Vóór de 17e eeuw werd het gemaakt van kamgaren en daarna van zuivere katoen of van mengsels van katoen en linnen. Fustein werd geweven in effen, geblokte, geruite en gestreepte patronen. Maar ook figuurwerk was mogelijk. Tegenwoordig is het meestal een katoenen keper met een korte vleug.
Ongeverfde fusteinen worden op bleekvelden gebleekt om ze effen wit te maken. In verband met het natte of vriezende weer, werkten fusteinblekers niet tussen 18 oktober en 1 april.
In de fusteinnijverheid waren verschillende ambachten te onderscheiden waaronder de fusteinder, fusteinbereider, fusteinbleker, fusteinmeester, fusteinspinster, fusteinverver, fusteinwever en fusteindrapier. De fusteindrapier was de eigenlijke fabrikant die vaak meerdere wevers en andere fusteinwerkers onder zich had.
Mis je een beroep in de lijst?
Laat me dit dan weten, bij voorkeur met de beschrijving van het beroep.
Vergeten beroepen met de letter F
Wel eens van een filmoperateur gehoord, of wat dacht je van een famliemaakster? Andere voorbeelden zijn een flankeur, fourier, friseerder, of een fusteinwerker. Sommige beroepen lijken logisch, zoals een fruitkweker, maar daar kan je je flink in vergissen. Veel beroepen omvatte meer taken en verantwoordelijkheden dan je zou denken, maar het tegenovergestelde kwam ook vaak voor.
Jong overlijden
Veel van dit soort oude beroepen komen gelukkig tegenwoordig niet meer voor. Niet alleen omdat ze niet meer functioneel zijn en door de tijd zijn opgeheven, maar ook omdat de zware omstandigheden voor arbeiders zo belastend waren voor hun gezondheid, dat zij er vaak ernstige ziektes aan overhielden of zelfs kwamen te overlijden.
Oude foto’s
Op Yory vind je ook – waar beschikbaar – een afbeelding van een oud beroep. Dit kan een prent, tekening of oude foto zijn. Dit soort afbeeldingen geven een goede indruk van de omstandigheden van zo’n beroep in alle jaarseizoenen. Ook is het interessant hoe een persoon in een bepaald beroep gekleed ging. Zo heette de aapjeskoerier niet voor niets zo, want aan de kleding te zien is het al snel duidelijk waar zij zo werden genoemd.
Lees ook
Oude en vergeten beroepen van vroeger (F)


















































