Oude en vergeten beroepen van vroeger (J)

Een overzicht van alle oude vergeten beroepen van vroeger, op alfabet met de letter J.

Een jachtopziener was vroeger alleen gericht op de jacht en de beesten, maar tegenwoordig is het een heel breed beroep. Zijn taken zijn tegenwoordig om de verschillende soorten planten en dieren waar te nemen, inventariseren en te beheren daar waar nodig. De tegenwoordige term van jachtopziener is flora/faunabeheerder en/of BOA. Dit artikel gaat over de jachtopziener van vroeger.

De jachtopziener (vroeger ook wildschut genoemd0 was een ambtenaar met bijzondere bevoegdheden. Een jachtopziener heeft veelal geen vast salaris, maar werd door de jachthouder per bekeurde stroper betaald, of deelt mee in het rechtmatig geschoten wild. De jachtopziener was verantwoordelijk voor de handhaving van de zeer impopulaire wetten “voor het behoud van het wild”. Hij was het die de arbeidershuisjes doorzocht op strikken, netten en illegaal wild; Ook hij was het die stropers voor de plaatselijke vrederechter sleepte voor een kort geding en bestraffing. Wildstroperij is in Nederland illegaal, zonder akte of vergunning mag je niet jagen.

Enkele weken voor de opening van het jachtseizoen, in september, is stropen het meest lucratief. Er zit dan veel wild, dat bovendien nog niet schuw is. Men stroopt vooral in de ochtend of vroeg in de avond, omdat het wild dan de akkers op gaat om voedsel te zoeken. Men jaagt met hond of geweer, zet strikken of jaagt met een fret de konijnen uit hun holen, waarvan de uitgangen met netten zijn afgedekt.

Maar als men voor stroperij wordt veroordeeld zijn de boetes hoog. In 1904 krijgt een stroper een boete van 10 gulden, of 4 dagen cel, voor het onder zijn jas verstoppen van een haas. Betrapt worden bij het leeghalen van een strik of op het dragen van een geweer kost minstens het dubbele. Ter vergelijking: het dagloon van een arbeider bedraagt dan hoogstens één gulden.

Het zetten van vallen en klemmen

Vroeger was er verschillende soorten wild, zoals patrijzen en fazanten. Er werden er wel honderd op een dag geschoten. De jachtopziener zette vallen en klemmen om roofwild zoals wezels en bunzings te vernietigen. Ook droeg hij altijd een geweer bij zich.

Sinds dat in 1919 de vuurwapenwet gekomen was, was het stropen een stuk afgenomen. Vanaf die tijd mochten alleen nog maar de jachtaktehouders in het bezit zijn van een geweer en jachtaktes waren duur. Er werd in 1959 dus nog wel wat gestroopt. De meeste stropers was het echter te doen om een lekkere bout.

Veel voorkomende vormen van wildstroperij waren:

  • Met wildstrik - Een wildstrik wordt veelal gemaakt van ijzerdraad. Door het ijzerdraad van een vanglus te voorzien krijgt men een strik die geschikt is voor het vangen van dieren.
  • Met lichtbak - Een lichtbak is niets anders dan een zeer sterke lichtbron, waarmee men het wild kan opsporen. Doordat het wild in het donker wordt verblind door het sterke licht blijft het meestal stilzitten.
  • Met geweer - Iedereen die in een veld een geweer voorhanden heeft en geen jachtakte kan tonen is wettelijk gezien een stroper.

Een jeneverbrander, ook coornbrander en later jeneverstoker genoemd. In de loop van de zestiende eeuw werd in ons land uit verschillende graansoorten als gerst, tarwe, rogge en boekweit jenever gestookt, destijds ten onrechte coornwijn of brandewijn genoemd. In het begin van de zeventiende eeuw werd reeds gesproken van genever en geneverbesiën, jeneverbessen, al voegde men ook andere kruiden toe.

In het midden van de negentiende eeuw waren er alleen al in Schiedam uiteindelijk zo'n 390 branderijen en mouterijen actief. Via de mouterij, waar het graan eerst tot kiemen wordt gebracht en na ongeveer vijf dagen op de zogenaamde eestvloeren gedroogd om het kiemen te stoppen, wordt de mout gemalen. Dit gemalen mout wordt tot gisting gebracht. Het uitgegiste mengsel, wort, wordt tot het kookpunt verwarmd. De ontstane damp condenseert in een koeler tot vloeistof. Dit wordt enkele malen herhaald om de gewenste alcoholconcentratie te bereiken. Later werd ook uit suikerbieten gestookte alcohol gebruikt, maar dan zijn we al lang in het industriële tijdperk terecht gekomen.

De industriële revolutie kwam in Nederland pas vrij laat op gang, vanaf 1850 werd de overgang naar de stoomtechniek in Nederland doorgevoerd en schoten de fabrieken als paddenstoelen uit de grond. Dit resulteerde de teloorgang van vele traditionele branderijen. Nieuwe technieken maakten het mogelijk om het destilleerproces van jenever te verbeteren en goedkoper te maken. Het werd mogelijk om neutrale alcohol te gebruiken voor de productie van jenever in plaats van moutwijn. Deze goedkopere jenever was neutraler van smaak en werd erg populair onder de massa van arbeiders.

Nog altijd bleef er een bepaald percentage moutwijn aan jenever toegevoegd worden om enige smaak te behouden. Aan het einde van de negentiende eeuw worstelde de Nederlandse overheid met de grote populariteit van de jenever en het daaruit voortkomende dronkenschap en wangedrag van de jeneverliefhebbers. Voor veel arbeiders was jenever een van de weinige pleziertjes in het leven en een ontsnapping aan de dagelijkse realiteit. De overheid probeerde deze problemen te bestrijden door middel van het heffen van hoge accijnzen op sterke drank.

Bron: Wikimedia, Jenevermuseum Hasselt
Bron: Wikimedia, Jenevermuseum Hasselt

Een jolleman (jolman) was iemand die met zijn schuitje (jol) in havenplaatsen mensen en spullen overzette naar de andere kant, daar waar bruggen ver uit elkaar lagen. Ze werkten vooral op rondom Amsterdam op het IJ en de Amstel.

Bron: WikimediaEen jukmaker was een maker van een juk. De jukmaker speelde in de overwegend agrarische samenleving van vroeger een belangrijke rol. Een juk is een houten blok, met een bepaalde pasvorm, die op de schouder wordt gedragen om een last te verplaatsen. Aan beide uiteindes zit een haak, waaraan een touw of een ketting met een mand, bus of een emmer kan worden bevestigd.

Op de boerderij was het transport van lasten één van de grote knelpunten. Met de simpele mogelijkheden die men had op materieel gebied probeerde men toch zich te behelpen. Eén van de instrumenten hiervoor was het juk. Deze min of meer op maat uitgesneden houten plank - de uitsparing voor de nek en de afstand van de schouders verschilden immers van persoon tot persoon - liet toe om twee volgeladen emmers, of bussen, met minder arbeid toch vlot te transporteren. Indien vereist en de kracht voldoende kon men ook nog eens twee emmers in de handen dragen. De emmers konden eventueel gevuld zijn met melk.

Mis je een beroep in de lijst?

Laat me dit dan weten, bij voorkeur met de beschrijving van het beroep.

Contact
Schrijf mij in voor de nieuwsbrief (1 x per 3 maanden)
Bezig met versturen

Vergeten beroepen met de letter J

Wel eens van een jeneverstoker gehoord, of wat dacht je van een jukmaker? Sommige beroepen lijken logisch, maar daar kan je je flink in vergissen. Veel beroepen omvatte meer taken en verantwoordelijkheden dan je zou denken, maar het tegenovergestelde kwam ook vaak voor.

Zwaar werk

Veel van dit soort oude beroepen komen gelukkig tegenwoordig niet meer voor. Niet alleen omdat ze niet meer functioneel zijn en door de tijd zijn opgeheven, maar ook omdat de zware omstandigheden voor arbeiders zo belastend waren dat zij er vaak ernstige ziektes aan overhielden of zelfs op jonge leeftijd al stierven.

Afbeeldingen

Op Yory vind je ook – waar beschikbaar – een afbeelding van een oud beroep. Dit soort afbeeldingen geven een goede indruk van de omstandigheden van zo’n beroep door het jaar heen. Ook is het interessant hoe een persoon in een bepaald beroep gekleed ging. Zo heette de aapjeskoerier niet voor niets zo, en aan de kleding te zien is het al snel duidelijk waar zij zo werden genoemd.

Lees ook

Onze voorouders in de Tweede Wereldoorlog
Stamboomonderzoek en bronnen per regio
Zoeken in de archieven in Duitsland
Genealogie software bij stamboomonderzoek
Onderzoek de herkomst van je achternaam
Uit de kranten van vroeger

Oude en vergeten beroepen van vroeger (J)

Bronnen: Wikipedia, (tere ere van) Beroepen van Toen (de heer Lups), Encyclo, Beroepsnamenboek (J.B. Glasbergen), Friesch en Nederlandsch Woordenboek (mr. Montanus Hettema, 1832), WNT, Historische Verenigingen en GEM Magazine.

Update 25 sep 2024, gepubliceerd 18 mrt 2023

Wil je een donatie doen?
Yory is non-profit, maar de kosten zijn zeker € 600 per jaar. Met donaties kan dit platform blijven bestaan.

Yolanda Lippens donatie