Martinus den Hartog, een biografie over moed en opoffering

verhaal moet verteld worden

woII

Martinus den Hartog een biografie over moed en opoffering
Bron: Frank Lether (eigen foto)

Martinus den Hartog, een biografie over moed en opoffering

Martinus den Hartog werd geboren op 7 september 1921 in Rotterdam en overleed op 6 juni 1945 in Rotenburg (Hannover). Hij rust op het Nationaal Ereveld Loenen, vak/nummer C 150. Martinus is geen spilfiguur in de Lether-stamboom, maar zijn levensloop is een verhaal dat verteld moet worden: een jonge Rotterdammer die zijn leven gaf voor zijn vaderland.

Martinus was matroos op de Rijnvaart en 23 toen hij stierf. Zijn moeder, Johanna Cornelia Berendina (Anna) Lether (Arnhem, 23 januari 1901), huwde op 29 juni 1921 in Rotterdam met Pieter Aart den Hartog (1895–1957). In bronnen staan twee Rotterdamse adressen: Karthuizerdwarsstraat 4-II (Rode Kruis-dossier 9.568) en Zuidhoek 230a (PDA-kaart Kamp Amersfoort).

Zijn arrestatie in Rotterdam (juli 1944)

Op 29 juli 1944 wordt hij in Rotterdam op verzoek van de SiPo (Sicherheitspolizei) aangehouden. In de politieadministratie staat “diefstal” als reden. Hij wordt heen en weer gebracht tussen Charlois (CB/politiebureau), Centraal Bureau en Noordsingel. Op 29 augustus 1944 volgt “ontslag” in Rotterdam: feitelijk de overbrenging naar Kamp Amersfoort.

In het Stadsarchief Rotterdam bevinden zich twee arrestatiekaartjes. Een opnameverzoek d.d. 21 augustus 1944 noemt aanvragers uit de recherche en verwijst expliciet naar “SIPO”. Op een ander formulier staat zijn woonadres (Zuidhoek 230a), een arrestantnummer (7144), “in bewaring SD” en de inbeslaggenomen spullen: persoonsbewijs, vijf sleutels, f 10,64 en diverse papieren. Veel SD/SIPO-archieven zijn vernietigd.

Dat bemoeilijkt de vraag wat er werkelijk is gebeurd. Toch wekt de betrokkenheid van SD/SIPO de indruk dat er méér speelde dan een gewone diefstal. Hij komt niet voor in razzialijsten en evenmin in ‘De Rotterdamse gevallenen van het verzet’. Wel staat hij in de arrestantenregistratie (1944, sinds 2020 openbaar).

Sabotage bij vliegveld Waalhaven

In december 2021 bracht het NIOD uitkomst. Volgens hun gegevens was hij machinespuiter van beroep en opgepakt wegens sabotage op 29 juli 1944. Martinus zou verbindingsdraden tussen wachtposten en hoofdkwartier bij vliegveld Waalhaven hebben doorgeknipt en barakken van Duitse soldaten hebben opengebroken, waarbij goederen zijn meegenomen. Dit verklaart de belangstelling van SD/SiPo. Het duidt op verzetswerk, vermoedelijk solistisch, en verklaart waarom hij begraven is op het Ereveld Loenen.

Naar Kamp Amersfoort

Van 29 juli tot 29 augustus 1944 zat Martinus vast in de Noordsingel. Op 31 juli ging hij naar Centraal Bureau en terug naar Charlois; op 2 augustus opnieuw naar Centraal Bureau. Van 29 augustus tot 8 september 1944 zat hij in Kamp Amersfoort.

Kamp Amersfoort, een voormalig kazerneterrein, fungeerde vanaf 1941 als doorvoer- en strafkamp voor onder meer verzetsmensen, Arbeitseinsatz-ontduikers, communisten, gijzelaars, (vermeende) criminelen, slachtoffers van razzia’s, Joden, Amerikanen, Jehova’s getuigen en Sovjetkrijgsgevangenen. Het kampregime bestond uit honger, dwangarbeid, mishandeling en permanente dreiging van transporten en executies. Bij aankomst raakte men bezittingen kwijt, kreeg een nummer, afgedankte kleding en klompen, en werd in commando’s ingedeeld voor werk in en buiten het kamp. Vanuit Amersfoort vertrokken ruim achthonderd transporten naar andere kampen.

Deportatie naar Neuengamme en Husum-Schwesing

Op 29 augustus 1944 werd hij in Amersfoort geregistreerd (nr. 6172, “Aussenstelle R.dam Arb. Eins. Reich”). Op 8 september 1944 volgde transport naar concentratiekamp Neuengamme bij Hamburg, waar hij als nr. 49771 (49821) werd ingeschreven. Een groot deel van dit transport ging op 25 september 1944 door naar buitenkamp Husum-Schwesing.

In Husum-Schwesing werkten gevangenen onder dodelijke omstandigheden aan de Friesenwall, een verdedigingslinie langs de Noordzeekust. Honderden Nederlanders stierven daar. Wie het overleefde, belandde soms in “Schönungsblöcke” om bij te komen, maar ook daar overleden velen aan uitputting en ziekte. Naar het einde van de oorlog werden verzwakte gevangenen extra kwetsbaar door honger, onhygiënische omstandigheden en besmettelijke ziekten.

Evacuatie, bevrijding en Sandbostel

Begin april 1945 ontruimden de Duitsers Neuengamme. Evacuatietransporten volgden; van circa 2.000 gevangenen op een van die routes overleefden er ongeveer achthonderd. Neuengamme werd op 4 mei 1945 bevrijd. Martinus kwam na een slopende reis van ruim tien dagen aan in Sandbostel, waar hij eveneens werd bevrijd. Daarna werd hij overgebracht naar het 10th Casualty Clearing Station. Het 86th British General Hospital in Rotenburg

Door het enorme aantal ernstig zieken in de regio vorderde de Britse Royal Army Medical Corps het Ausweichkrankenhaus der Krankenanstalten in Rotenburg-Unterstedt (ongeveer 40 km van Sandbostel). Het werd op 11 mei 1945 in gebruik genomen als het 86th British General Hospital. Hier werden 2.000 tot 4.000 zieken uit Stalag X B en omliggende kampen verpleegd; ook Martinus werd hierheen gebracht.

De Stichting Vriendenkring Neuengamme meldde dat Martinus voorkomt op een lijst van dr. J.B. van der Weijden (25 april 1945), zelf concentratiekampgevangene, die na het vertrek van de SS hielp bij de verzorging en registratie van Nederlanders. Niet iedereen wilde zich laten registreren uit angst voor mogelijke terugkeer van de SS.

Brieven van zuster Haverkort

Een Nederlandse Rode Kruiszuster, A. Haverkort, schreef in juni 1945 namens Martinus een brief aan zijn ouders: hij was “hard ziek”, maar kreeg goede zorg, met hoop op terugkeer naar Nederland. Kort daarna volgde een tweede brief: Martinus was rustig en kalm ingeslapen. Zuster Haverkort schreef dat het slechte eten en de behandeling “duizenden jonge levens” hadden gekost; ook familieleden van haar waren omgekomen. Bij zijn sterven was een Nederlandse dominee aanwezig; ook bij de begrafenis.

Een Rode Kruis-systeemkaart noteert als officiële doodsoorzaak “starvation” op 6 juni 1945 in het hospitaal van Rotenburg. In november 1945 bevestigde zijn moeder aan het Rode Kruis bericht te hebben gekregen van zuster Haverkort en ds. Kroneman. Vervolgens verliep administratieve afhandeling via het Rode Kruis in Den Haag en Berlijn. In 1947 werd zijn overlijden doorgegeven aan de gemeente Rotterdam (Rotenburg-Unterstedt, 86 B.G.H.).

Ondanks de inzet van het 86th BGH overleden er 376 patiënten, onder wie 44 Nederlanders. In de jaren vijftig zijn graven in de omgeving geëxhumeerd en herbegraven. Op wens van koningin Wilhelmina werden stoffelijke resten, wanneer mogelijk, naar Nederland overgebracht; Martinus werd bijgezet in Loenen.

Neuengamme

Neuengamme, geopend in 1938 als dependance van Sachsenhausen en vanaf 1940 zelfstandig, hield in totaal circa 106.000 gevangenen vast, van wie meer dan 42.900 stierven door de onmenselijke kampomstandigheden, epidemieën, honger en medische experimenten. In 21 rechtstreekse transporten, veelal vanuit Amersfoort, werden 3.084 Nederlanders naar Neuengamme gebracht; in totaal verbleven vermoedelijk 6.950 Nederlanders in dit kamp. Minstens 3.500 Nederlanders kwamen er om. Eind april 1945 werden meer dan 9.000 gevangenen naar Lübeck getransporteerd en op de Cap Arcona, Thielbek en Athen gezet. Op 3 mei 1945 bombardeerden Britse toestellen, onwetend van de lading, deze schepen; meer dan 7.000 mensen kwamen om.

Bijna de volledige administratie van Neuengamme is vernietigd. Omdat een gevangene de boeken uit de ziekenbarakken in de steenfabriek heeft verstopt, zijn duizenden namen bewaard gebleven. Verder rest er een door gevangenen bijgehouden dodenboek, en zijn er gegevens van het Rode Kruis. Er wordt nog steeds gewerkt aan de reconstructie van de administratie, maar het ziet er niet naar uit dat deze nog volledig te krijgen is.

Nationaal Ereveld Loenen

In 1947 besloot de Nederlandse regering om in Duitsland omgekomen landgenoten te herbegraven in eigen land. De Oorlogsgravenstichting legde in 1948 het Nationaal Ereveld Loenen aan; op 18 oktober 1949 opende prinses Wilhelmina het ereveld. Hier liggen ruim 3.900 oorlogsslachtoffers: militairen, verzetsstrijders, Engelandvaarders, politieke gevangenen, slachtoffers van Arbeitseinsatz en concentratiekampen, en later gevallen uit onder meer Korea, Libanon, Joegoslavië, Afghanistan en Mali. De OGS beheert het ereveld en hanteert duidelijke criteria; aantoonbaar “fout” in de oorlog betekent geen bijzetting.

Aanvankelijk riep het label “diefstal” vragen op. Dankzij de NIOD-informatie over sabotage aan Duitse installaties en het openbreken van barakken bij Waalhaven werd duidelijk waarom SD en SiPo zich met hem bezighielden. Martinus handelde als verzetsman, vermoedelijk alleen. Zijn weg via Amersfoort, Neuengamme en Husum-Schwesing, de bevrijding net gehaald en toch gestorven aan de doorstane ontberingen, past in het patroon van vele “laat-gevallen” slachtoffers van 1945.

Martinus den Hartog was geen anonieme arrestant, maar een jonge Rotterdammer die weerstand bood en daarvoor de hoogste prijs betaalde. Zijn naam staat in Loenen tussen duizenden anderen. Zijn verhaal verdient het om door te klinken — in de familie, in de stad en in ons collectieve geheugen.

De adoptie van zijn graf

Na een lange zoektocht naar Martinus den Hartog, adopteerde ik zijn graf via de Oorlogs Graven Stichting (OGS). De OGS stemde toe na mijn belofte de adoptie direct over te dragen aan een familielid, mocht die zich melden. In mei 2025 nam Simone den Hartog contact op. Haar vader is een neef van Martinus. Via de OGS-site en mijn artikel over Martinus vond ze mij. Ze mailde me via onze website.

Simone’s familie staat dichter bij Martinus dan ik. Ik deelde alle informatie en informeerde haar over de adoptie. Haar vader wilde de adoptie graag overnemen. Echter, volgens OGS-beleid kunnen directe familieleden een graf niet adopteren; zij worden geacht het graf toch te bezoeken. Adoptie is alleen mogelijk als er geen directe familie meer is. Ik ben nu uitgeschreven als adoptant, en de familie heeft formeel geen adoptie. Later belde Simone’s vader mij. Hij bedankte me voor de onthulde informatie; ze hadden geen idee wat er met Martinus was gebeurd. Dit was zeer bijzonder voor hen.

Op 4 mei, Dodenherdenking en mijn verjaardag, liet ik bloemen op Martinus’ graf leggen. Simone en haar ouders, Martin en Adrie, bezochten op 6 juni, Martinus’ sterfdag, zijn graf in Loenen. Daar spraken we af. Ik ging mee als gids naar het graf. Ze legden bloemen en waren stil. Ik sprak kort, waarmee mijn adoptie eindigde. De tekst van mijn toespraak drukte ik af op de achterzijde van het adoptiecertificaat, dat ik aan Martin gaf. Ook gaf ik hem een boek over de Friesenwall, waar Martinus dwangarbeid verrichtte, zodat hij inzicht krijgt in de ervaringen van die jongens.

Martinus den Hartog een biografie over moed en opoffering
Frank Lether bij de ingang van het Ereveld in Loenen (eigen foto)

Bronnen

Martinus den Hartog, een biografie over moed en opoffering

Reageer op dit artikel
Opmerkingen over artikel
Schrijf mij in voor de nieuwsbrief (1 x per 3 maanden)
Bezig met versturen

Wil je een donatie doen?
Yory is non-profit, maar de kosten zijn zeker € 600 per jaar. Met donaties kan dit platform blijven bestaan.

Yolanda Lippens donatie