Armoede in het leven van onze voorouders
Iedereen die met stamboomonderzoek bezig is, zal snel de conclusie trekken dat armoede en onze voorouders helaas hand in hand gingen. Het leven bestond voornamelijk uit overleven – in de breedste zin van het woord. De welvaart die wij deze dagen kennen, was in de tijd van onze voorouders niet gewoon.
Voor de 17e eeuw was iedere burger al op zichzelf aangewezen. Geen werk, geen geld. Maar de armoede van onze voorouders in ons land begon pas rond 1780 flink toe te nemen.
Oorzaken van de armoede
Er zijn duidelijke redenen aan te wijzen. De voornaamste oorzaken waren:
- slecht bestuur van het regeerders
- het achteruitgang van de handel met andere landen
- het verliezen van de Engelse Oorlog (1780-1784)
- Epidemieën en rampen
- weinig tot geen educatie voor het volk.
De armenvoorziening – voor zover die al bestond – schoot tekort. De ontevredenheid onder het volk was groot. Nederland kwam steeds meer in de greep van moedeloosheid en verval.
Dit alles leidde tot een grote werkeloosheid onder de bevolking. Ongeveer 50% van de stadsgezinnen hadden geen vast inkomen en moesten dagelijks hun hoofd boven water houden.
De Fransen en de Belgen
De Franse bezetting vanaf 1795 deed daar nog een schepje bovenop. Na 1815 bleef de economie in het slop door herstelbetalingen en oorlogslasten aan Engeland.
Daarna kreeg het volk ook nog te maken met de Belgische Opstand (1830-1839). Deze bracht extra ellende, omdat er een leger van honderdduizenden mannen op de been gehouden moest worden. Dit veroorzaakte dat veel gezinnen zonder kostwinner toch moesten rondkomen, en veel onwettige kinderen werden geboren. Het aantal kraamvrouwbekentenissen is in die periode flink toegenomen.
Nederland was failliet
Nederland was in 1840 failliet. Tot overmaat van ramp kwam daarna ook nog de aardappelziekte bij. De situatie was zo slecht dat de bevolking verzwakte. Hierdoor staken er infectieziekten de kop op, onder andere te danken aan de hitte in de zomers. Met massale sterftes, vondelingen en stagnering van de bevolkingsgroei als gevolg.
Rond 1800 kwam een enorme vertraging in de handel en scheepvaart. In 1806 hadden van de 3000 zeilenmakers nog maar 387 man werk. Een werkloosheidsstijging van bijna 90%. Om aan de belasting te ontkomen, lieten woningbezitters hun huizen afbreken. Dienstbodes werden ontslagen door bezuinigingen. De groep bedelaars nam schrikbarend toe, met in Leiden maar liefst 1 op de 4.
Armoede van onze voorouders in de stad en platteland
Wat mij bij mijn voorouders opvalt, is dat de mensen die in de stad woonden (vooral in Amsterdam) veel jonger stierven, én dat zij veel meer kinderen kregen die jong overlijden. Ze hadden te lijden onder epidemieën die complete straten wegvaagde. Dit alles heeft zelfs invloed gehad op hun lichaamslengtes.
‘Armoede is de vader van revolutie en misdaad.’
De families op het platteland, de boeren, konden zichzelf goed bedruipen. Zij hadden stabiele en voor die tijd gezonde voorzieningen. Ze konden zich redden met hun landbouw en hadden in ieder geval beschikking over vers water. Zij werden vaak veel ouder dan de stadsmensen. Je kunt deze armoede nog goed zien op oude videobeelden van o.a. Amsterdam.
Ommerschans en Veenhuizen
Mensen die het echt niet redden, konden een nieuw leven beginnen in de armenkoloniën de Ommerschans en Veenhuizen. Je kunt hier familie zoeken in hun database. Veel beroemde tijdgenoten hadden ook te maken met armoede, maar toch kregen zij vanuit de elite bepaalde privileges. Maar arm of niet, bepaalde procedures zoals aangiftes en huwelijksaktes waren voor iedereen gelijk.
Alhoewel de rijke mensen wel een notariële akte lieten opmaken voor de verdeling van hun bezittingen. Zij lieten niets aan het toeval over. Notarissen deden in tijden van armoede goede zaken.
En dan hebben we ook nog die familieleden die trouwden met welgestelden. Dit kwam niet vaak voor, want de rijken wilden zich liever niet mengen met de armen. Maar soms won de liefde. Zo’n rijke familie was dan aangetrouwd waarbij vaak alles (juist) werd vastgelegd. Dus kon je fluiten naar een erfenis.
Hoe is het goed gekomen?
Pas vanaf 1900 begon de overheid in te zien dat de bevolking meer baat zou hebben met een schonere woonomgeving en gezonder volk. Maar vooral omdat ze daar meer over konden verdienen aan belastingen. Sloppenwijken en krotten werden afgebroken, nieuwbouw werd uit de grond gestampt. Riolering, watervoorzieningen en wegen werden aangelegd. Zo kon de bevolking gezonder wonen en leven (en uiteindelijk meer belasting betalen).
Aan de andere kant; het was pas sinds 1917 dat het ‘gewone volk’ mocht stemmen, en dan alleen nog de mannen. De vrouwen kregen enkele jaren later pas kiesrecht. Kan je je dat voorstellen?
Wat mij opvalt bij handtekeningen onder aktes; mensen die in armoede leefden hadden een onduidelijker handschrift dan diegene die een beroep hadden waarbij ze moesten lezen en schrijven.
Conclusie
Ik ben trots dat mijn voorouders zich door en uit de armoede hebben geknokt. Wij kunnen ons weinig voorstellen wat zij hebben moeten doorstaan. Daarom ben ik extra dankbaar dat ik hun nakomeling ben en eer ik ze met heel mijn hart.
Pas vanaf 1917 mocht de gewone man stemmen voor een beter leven!
Hulp nodig?
Lukt het niet? Vraag dan hulp aan de Yory Stamboom Helpdesk.