Puzzelen met DTB-registers 1 – toenamen en patroniemen
geschreven door Lisette Geel en Robert Keurntjes
In je genealogisch onderzoek voor de invoering van de Burgerlijke Stand (BS) mag je gaan puzzelen met DTB-registers: doopboeken, trouwboeken, en begraafregisters. Doordat met ingang van 1796 (België, Zeeuws-Vlaanderen en delen van Limburg) en 1811 (overige delen van Nederland, m.u.v. Vlissingen in 1808) namen en registratie gestandaardiseerd zijn, is het zoeken in de akten van de BS redelijk goed te doen. In een huwelijksakte staan bijvoorbeeld ook al de namen van de ouders vermeld. Daardoor kun je al snel een overzicht van je voorouders opbouwen.
Zoeken voor 1796/1811
Voor de invoering van de BS krijg je te maken met een andere situatie. Informatie wordt schaarser, het handschrift lastiger en namen hebben geen eenduidige spelling. Dat vraagt dus ook om een andere aanpak. Bij het zoeken in de BS kun je je nog beperken tot persoonsgericht onderzoek. Voor het puzzelen met DTB-registers zul je je op hele gezinnen en zelfs families moeten richten om relaties voldoende te kunnen onderbouwen. Het zijn uitdagende en soms lastige puzzels.
Aan de hand van onze eigen ervaring met deze puzzels zullen we een reeks artikelen schrijven over:
- doopboeken
- trouwboeken en daarbij lidmatenregisters
- begraafboeken of overlijdensregisters
Eerder schreef Yolanda al een artikel over DTB-registers, en Robert over hoe je DTB registers kunt vinden; de links vind je onderaan dit artikel.
In dit artikel beginnen we met algemene tips en hoe er met namen omgegaan werd ten tijde van de DTB-boeken.
Het ontstaan van de DTB-boeken
Overlijdens en begravingen worden om verschillende redenen al langer bijgehouden. De feestdagen van heiligen vinden allemaal plaats op de dag van hun overlijden. In memorieboeken werd in kloosters bijgehouden op welke dag iemand overleden was om op die dag ter nagedachtenis en voor het zieleheil van de overledene te bidden. Voor een begrafenis moest betaald worden, dus die werden om die reden geadministreerd.
Een bijnaam is het meest onweerlegbare argument.‘
Op het concilie van Trente, tweede helft 16e eeuw, werd besloten dat ook dopen en huwelijken geregistreerd moesten worden. Daarbij werd er besloten dat iedereen met naam en toenaam geregistreerd moest worden. Alleen een voornaam volstond dus niet.
Zo werden de DTB-boeken een kerkelijk systeem van persoonsregistratie. Toen er onder het Franse regime een burgerlijke persoonsregistratie ingevoerd werd, werden die boeken door de overheid geconfisqueerd en ondergebracht in de zogenaamde retroacta burgerlijke stand.
Alvorens we met het onderzoek beginnen eerst wat over namen.
Toenamen
We hebben het tegenwoordig over familienaam of achternaam, maar de term ‘toenaam’ past beter als we het over de tijd voor 1811 hebben. Dit omdat deze naam op verschillende manieren tot stand kwam en het niet altijd om een familienaam ging. Er waren wel families die al langer een (min of meer) vaste toenaam hadden, maar er waren ook mensen die dat niet hadden. Voor het puzzelen met DTB is het ‘patroniem’ (toenaam op basis van de voornaam van vader) het belangrijkste. Maar ook de ‘adresnaam’ vraagt om enige toelichting om sommige naamswijzigingen te kunnen begrijpen.
Patroniemen
Een toenaam is er om duidelijk te maken over welke Jan je het hebt. En wat is er dan makkelijker om te zeggen van wie die Jan een zoon is? Jan, de zoon van Pieter, kun je dan Jan Pieterszoon noemen. Pieterszoon is dan het patroniem (vernoeming naar vader). Bij vrouwen zie je soms in een dergelijke situatie Pietersdochter of Pietersdr als toenaam. Steeds vaker wordt het in beide gevallen afgekort tot Pieters.
Er bestaan ook matroniemen of metroniemen die naar een moeder verwijzen, maar die zijn erg zeldzaam.
Bij patroniemen is het handig om te weten wat de lokale gewoonte was. Soms zijn namen die als patroniem begonnen al lang versteend, en wordt de familie al meerdere generaties Willems of Arntz genoemd. In sommige streken worden patroniemen alleen gebruikt om een onderscheid te maken wanneer er meerdere personen met dezelfde naam zijn. Dan zijn er bijvoorbeeld een Hendrik de Laer en een Hendrik Cornelisz de Laer. Namen die overigens niet altijd consequent gebruikt hoeven te worden.
In streken waar patroniemen per generatie actief gebruikt worden, klopt het nagenoeg altijd – al zijn er soms afwijkingen. In Noord-Brabant is het in sommige streken ook niet ongebruikelijk om meerdere generaties te noemen. De dochter van Jan Klaassen kun je tegenkomen als Maria Jansen, als Maria Jan Klaassen of zelfs als Maria Jan Klaas Peters (als de vader van Klaas een Peter was).
Patroniem en familienaam
Waar patroniemen gebruikelijk zijn, kan het ook zijn dat mensen nog een andere toenaam hebben die niet genoteerd wordt door de pastoor, maar die je wel in andere archieven tegen kunt komen. Of je ziet dat ze in de loop van de 18e eeuw opeens wel genoemd worden. Wanneer je dan bijvoorbeeld bij neven ‘opeens’ dezelfde familienaam ziet verschijnen, mag je er wel vanuit gaan dat door eerdere generaties die toenaam ook al gebruikt is. Maar het kan ook dat neven verschillende toenamen gaan gebruiken.
Het kan ook dat een familienaam bijvoorbeeld alleen bij het huwelijk genoteerd werd en bij de dopen van kinderen alleen een patroniem. Hou vooral in streken waar veel gebruikgemaakt wordt van patroniemen rekening met afwijkingen.
En een heel lastige: verschillende broers en zuster kom je met andere toenamen tegen in de registers. Een voorbeeld van het laatste: we kwamen een Adriaan Franken tegen die een zoon blijkt van Cornelius Janse van Erp. Bij zijn huwelijk en de dopen van de kinderen heet hij Adriaan Franken. Als getuige bij de kinderen van broers en zuster wordt hij Adriaan van Erp genoemd. Gelukkig wordt hij eenmaal vermeld als Adriaan Franken dictus (genoemd) van Erp. Maar je komt hier alleen maar achter door de hele familie uit te zoeken.
Adresnamen
Een ander verschijnsel dat puzzels op kan leveren zijn de adresnamen die we vooral in Noordoost-Nederland zien. Mensen voeren dan de naam van de hoeve waar ze wonen als toenaam – Liefting, Oostendorp, Klein Wassink, enzovoort. Je kunt bijvoorbeeld een huwelijk vinden van Teube Wassink met Trijntje Oostendorp die later kinderen krijgen als Teube Oostendorp en Trijntje. Als Teube na zijn huwelijk bij zijn schoonfamilie intrekt, woont hij op Oostendorp en wordt dat in het vervolg zijn toenaam. Vanaf circa 1700 blijft men steeds vaker de oude ‘adresnaam’ als ‘familienaam’ gebruiken, dus ook na verhuizing.
Toenaam van de moeder
Meestal staat de moeder genoemd met haar eigen familienaam, maar er zijn ook doopboeken waar de moeder alleen met voornaam genoemd wordt. Als ze ergens als doopgetuige optreedt – bijvoorbeeld als oma – wordt een vrouw ook wel eens met de familienaam van haar man genoemd. En soms zelfs met een ‘patroniem’ die verwijst naar haar man. Sofia die met Derk getrouwd is kan als getuige aangeduid worden als Sofia Derksen.
Spelling van namen
Voor 1810 stond de spelling van namen nog niet vast. Het is niet zo dat de predikant of pastoor maar wat deed. Meestal zijn ze consequent in hoe ze namen spellen. Maar kom je in een andere plaats, of is er een nieuwe predikant, dan kan een naam opeens anders gespeld worden. Zo kan Koning bijvoorbeeld ook geschreven worden als Cooningh – en iedere denkbare variant daartussen. Of Van Megen als Van Meeghen, enzovoort.
Hoe pak je je onderzoek aan?
Bij de verschillende boeken zullen we tips geven over het onderzoek, maar hier alvast wat algemene tips & tricks:
Religie
- In de digitale indexen staan alle religies door elkaar. Maar iedere parochie had uiteraard eigen boeken. In grote steden kan het zelfs dat er per religie meerdere parochies zijn. Zijn de boeken die je zoekt nog niet geïndexeerd, kijk dan in de boeken van de religieuze groep waar je voorouders toe behoorden. Gemengde huwelijken komen voor, maar zijn redelijk zeldzaam.
- Vanaf 1648 was het voor katholieken boven de Maas verboden om hun religie te praktiseren. In de loop van de 18e eeuw kwamen er weer katholieke kerken. Tot die tijd gingen katholieken naar schuilkerken of dichtbij over de grens naar de kerk. Sommigen namen het ook niet zo heel nauw en lieten ook wel kinderen door de predikant dopen.
Oud schrift
- Oefen met oud schrift. Veel DTB-registers zijn al geïndexeerd en online digitaal doorzoekbaar. In de indexering staat echter lang niet altijd alles en er kunnen ook kleine fouten in zitten. Raadpleeg dus altijd ook de originele stukken. Kun je nog geen oud schrift lezen, dan is dit meteen de kans om te beginnen. Aan de hand van de namen in de index kun je zien hoe die er in het handschrift uitzien. Je kunt dan dus zien hoe de letters geschreven werden en zo stukje bij beetje de rest ook leren ontcijferen. Je kunt daarnaast ook de oefeningen doen op watstaatdaer.nl. Kom je er zelf niet uit, dan kun je op het forum van watstaatdaer ook om hulp vragen. Dat kan ook op andere fora of in facebookgroepen.
- En een andere optie is nog om de computer het werk te laten te doen, zie het artikel over Transkribus. Maar ook voor deze toepassing is het wel handig om enige basisvaardigheden in het lezen van oud schrift te hebben. De computer gegenereerde transcripties zijn niet foutloos.
Noteer alles
- Noteer alle gegevens. Omdat er maar zo weinig data zijn waaruit je een verhaal kunt afleiden, is alles wat je vindt van belang voor de puzzel en de bewijsvoering. De doopgetuigen en aanwijzingen met betrekking tot de woonplaats zijn niet minder belangrijk dan de namen van kinderen en ouders. In sommige grote steden wordt de straatnaam vermeld. Die kan behulpzaam kan zijn om te bepalen of het om leden van dezelfde familie gaat. Vind je bijvoorbeeld geen doop van Marietje, maar woont ze tijdens het huwelijk in dezelfde straat als ‘mogelijke’ ouders, dan is dat een belangrijke aanwijzing. Bekijk dus ook altijd de originele inschrijving.
- Verzamel hele gezinnen. Volsta niet met de doop van je voorouder, maar zoek ook al haar of zijn broers en zusters. Ook al lijkt het te kloppen, toch zou je bijvoorbeeld zomaar een nicht voor je voormoeder aan kunnen zien. De ambtenaar van de BS kan ook per abuis een verkeerde inschrijving uit het doopboek gebruiken.
Volgorde
- Onderzoek in DTB-registers begint vaak met een persoon die na 1810 gehuwd of overleden is. Daardoor is het eerste wat we meestal zoeken een inschrijving van die persoon een doopboek. In het volgende artikel gaan we in op hoe je dat aan kunt pakken.
- De volgende stap is dan om de inschrijving in het trouwboek van de (mogelijke) ouders te vinden. Daarna kun je het hele gezin bij elkaar gaan zoeken.
Kortom, hou rekening met variërende spelling van namen, toenamen en patroniemen, noteer alle gegevens en zoek hele gezinnen of families bij elkaar.
Bronnen voor onderzoek
De serie ‘Puzzelen met DTB registers’
- 1 – toenamen en patroniemen
- 2 – doopboeken
- 3 – trouwboeken
- 4 – begraafboeken
Hulp nodig?
Lukt het niet? Vraag dan hulp aan de Yory Stamboom Helpdesk.





















































