Puzzelen met DTB-registers 2 – doopboeken
geschreven door Lisette Geel en Robert Keurntjes
Bron afbeelding: Lucascranach.org, Philipp Melanchthon (1497-1560) doopt een kind, Lucas Cranach 1547-1548, Evangelische Stadsker St. Marien, Wittenberg, Duitsland, De man die het boek open houdt is Caspar Aquila (1488-1560) met het St. Mark’s Gospel (Mk 16, 16), waar link de tekst staat in het Duits, rechts in het Latijn.
Anders dan bij de burgerlijke stand (BS) gaat het voor 1811/1796 niet om de registratie van de geboorte, maar van de doop. Bij katholieken was het van belang zo snel mogelijk te dopen. Daardoor is de doopdatum meestal dezelfde als de geboortedatum. Bij gereformeerden kon de doop meerdere dagen later plaatsvinden. In gereformeerde doopboeken zie je soms dan ook naast de doopdatum ook de geboortedatum vermeld worden.
Zoals we in het artikel met algemene tips voor je onderzoek in DTB-registers al schreven, zal onze eerste zoektocht in deze registers zich richten op de doopinschrijving van iemand die we in de BS gevonden hebben en die voor 1796/1811 geboren is. Als de huwelijksbijlagen bewaard zijn, kun je daar meestal ook uittreksels van doopboeken in vinden.
Heb je een doopinschrijving in de indexen gevonden, kijk dan ook altijd in het originele boek of er nog meer gegevens in staan. Heb je eenmaal de ouders, of de mogelijke ouders, gevonden in het doopboek, dan kun je op zoek naar hun huwelijk in de trouwboeken. Om vervolgens alle kinderen van dat echtpaar bij elkaar te zoeken. Dat is belangrijk om er zeker van te zijn dat het om de juiste gegevens gaat.
Wat staat er zoal in een doopboek?
- datum doop (baptisatus est)
- naam dopeling (filia/filius)
- namen ouders (parentes)
- namen doopgetuigen / peetouders (patrini)
- vermelding als het een onwettig kind is (filia/filius illegitimus)
Soms staat er ook:
Het meest magere doopboek dat we kennen is dat van Terborg in de 17e eeuw. Daar staan af en toe inschrijvingen in zoals “Jan Cellen heeft een kind laten dopen”. Het meest rijke doopboek is het RK doopboek van Sluis (Zeeland) uit de tweede helft van de 18e eeuw. Hier staan vaak zelfs de leeftijd en doopplaats van de ouders genoemd.
Digitale indexen
De primaire ingangen die we tegenwoordig gebruiken zijn de digitale indexen die we via verschillende zoeksystemen kunnen raadplegen. Daar staan niet alle mogelijke gegevens in. Wel staan de namen genoemd en de betreffende datum en soms extra opmerkingen.
Bovendien staan kinderen in doopboeken zonder familienaam. Er zijn indexen die de kinderen alleen met de voornaam opnemen, anderen nemen de familienaam of het patroniem van de vader op. Een zoon van Jan Geurtsen kan bijvoorbeeld in de index staan als Geurt Geurtsen terwijl hij trouwt als Geurt Jansen. En soms worden de kinderen opgenomen met een patroniem die afgeleid is van de voornaam van de vader. Het is hoe dan ook raadzaam om de originele DTB-registers óók te raadplegen.
Doopgetuigen
Doopgetuigen zijn voor je onderzoek niet minder belangrijk dan de ouders. Voor een onderbouwing zijn we vaak van deze getuigen afhankelijk. Het is dus zeker zinvol om ze te noteren. Veel doopgetuigen zijn directe familie. Hier kun je ouders, broers, zussen, schoonzussen en zwagers tegenkomen. Zo kun je heel wat familierelaties ontdekken. Ook komen er bekenden voor zonder familieverwantschap. Doopgetuigen met dezelfde familienaam zijn vaak broers en zusters of een vader, maar het komt ook voor dat het een neef of een nicht, een oom of tante of aangetrouwde familie is. En het kan ook voorkomen dat een niet-verwante buurman dezelfde achternaam heeft.
Voorbeeld
Jan Boljaert was getrouwd met Theodora Meurs. Na haar overlijden trouwde hij met Helena Meurs. Bij het tweede huwelijk waren zowel de vader van Theodora als die van Helena getuigen – resp. Jacob Meurs en Rut Meurs. Ze hadden een gemeenschappelijke betovergrootvader. Vooral bij de kinderen van Helena is het oppassen, omdat verwanten van de eerste vrouw (die bijvoorbeeld ook voogd zijn van de halfwezen) soms ook nog als getuigen optreden.
Het kan altijd zijn dat je een naam onder de doopgetuigen niet kunt plaatsen. Wellicht is het dan een goede bekende, een voornaam persoon uit het dorp, de pachtheer of de vroedvrouw. Het is in ieder geval een aanrader om te kijken wat je over de genoemde getuigen kunt vinden.
Voornamen
Wat betreft voornamen is het goed om te bedenken dat men niet altijd met de roepnaam ingeschreven werd. Zeker bij (rooms- of oud-)katholieken is het gebruikelijk om een Latijnse variant van de naam te noteren. Sommige zijn makkelijk: Jan is Joannes, maar Mina kan in de boeken staan als Willemina of Hermina. Dirk wordt Theodorus en Lientje kan Magdalena worden. Zo kan er bij de doop ook een andere voornaam staan dan bij het huwelijk. En er kan bij het kerkelijk huwelijk een andere variant van de naam opgeschreven worden dan in het burgerlijk huwelijk.
Vernoemingen
In wisselende mate zie dat er een brede gewoonte bestond om kinderen te vernoemen naar iemand. Men zocht niet zomaar een leuke naam in een boekje. Alhoewel het nooit helemaal opgaat, zie je vaak dat de namen van ouders (opa en oma) terug te vinden zijn bij de kinderen. Dit gegeven helpt je vaak om de juiste ouders in de archieven te vinden.
Vrij gebruikelijk was om de eerste zoon naar vaders vader te noemen en de eerste dochter naar vaders moeder. De tweede zoon werd dan genoemd naar moeders vader en de tweede dochter naar moeders moeder. Dat is geen wet, dus als de naam van vaders vader niet bij de zonen voorkomt, wil dat niet zeggen dat je een kind gemist hebt. In sommige streken was het ook ongebruikelijk om een kind te vernoemen naar iemand die nog in leven was. Soms zie je ook dat het eerste kind in een tweede huwelijk werd vernoemd naar de overleden partner.
En kinderen kregen vaak dezelfde naam als een overleden broertje of zusje. Wat overigens ook weer niet wil zeggen dat als er een kind dezelfde naam krijgt als een eerder kind, de oudere is overleden. Vind je bijvoorbeeld twee dochters met de doopnaam Joanna, dan kan er één Jantje genoemd worden en de andere Hanna.
Voorbeeld
Dit zijn Geurt Jansen en Lijsbeth Jacobs.
Ze trouwden in 1716. Hun kinderen heten op volgorde: Jacob, Jan, Gijsbert, Gijsbertje, Gijsbertje en Gerrit. Hoe is het duidelijk dat de ‘goede’ ouders zijn gevonden?
Allereerst heb je Jacob en Jan, vernoemd naar de beide opa’s. Immers: Geurt en Lijsbeth hebben beiden als achternaam een patroniem. Dat klopt. Maar Gijsbert(je) dan?
In Leersum zoeken we naar ouders die voldoen. In 1689 wordt een Lijsbeth gedoopt als dochter van Jacob Lauwen en Gijsbertjen Rielen. Liesbeth krijgt later een dochter Gijsbertje, dus dit zou kunnen kloppen.
Doordat er iets vreemd is met vernoeming, kan er soms ook twijfel ontstaan. Jan en Margaretha lieten hun eerste dochter Joanna Elisabeth dopen. De moeder van Margaretha heette Elisabeth. Ten tijde van de doop was de vader van Jan met Judith getrouwd, die dus de moeder van Jan zou kunnen zijn. Judith is ook doopgetuige. Als Judith de moeder was van Jan, zou je verwachten dat hun dochter dan Judith Elisabeth genoemd zou zijn. Dit zou er dus op kunnen wijzen dat Judith niet de moeder maar de stiefmoeder van Jan was.
De vernoemingsgewoonte is vooral handig als ondersteunend bewijs wanneer er daadwerkelijk sprake is van vernoeming. Als de oudste zoon van Derk Peter heet en je twijfelt of de vader van Derk een Jan of een Peter was, dan is de kans groot dat het Peter was. En als een echtpaar drie dochters kreeg die Gijsbertje heetten (en waarvan in ieder geval de eerste twee overleden), hou er dan maar rekening mee dat er sprake is van een oma Gijsbertje.
Zoek hele gezinnen bij elkaar
Zoals al eerder gezegd is het verstandig om een heel gezin bij elkaar te zoeken. Dit hangt zowel samen met het belang van de doopgetuigen als met de vernoemingsgewoonte. Je kunt dit doen door de index te raadplegen, maar het valt aan te raden een origineel doopboek uit te kammen. Hou dan ook rekening met het welbekende gegeven dat een zwangerschap 9 maanden duurt. Heb je een kind gevonden, dan kun je in beginsel 8 maanden overslaan, als je alleen dat ene gezin bij elkaar aan het zoeken bent. Ook al is er wel een kleine kans op een vroeggeboorte waarbij het kind gedoopt wordt binnen de 9 maanden.
Er zijn zelfs zeldzame gevallen waarbij de helft van een tweeling vroeg geboren wordt en in ieder geval lang genoeg leeft om gedoopt te worden. Dan kan er een maand later nog een doop zijn van de andere helft. Het eerste kind kan binnen 9 maanden na het huwelijk geboren worden. Of zelfs ervoor.
Structuur van het doopboek
Voor het snel doorlopen van een doopboek kun je kijken wat de structuur is van een inschrijving, zodat je van iedere inschrijving alleen de naam van bijvoorbeeld de vader en of de moeder hoeft te zien. Zowel voornaam als toenaam kan in meerdere varianten voorkomen, en men kan zelfs met een andere toenaam vermeld worden. Dus als je iets ziet dat in de buurt komt, lees je even wat beter. Maak een aantekening als je ook maar enigszins twijfelt.
Een andere optie is om na te gaan of er nog oude indexeringssystemen bestaan. Sommige archieven of heemkundeverenigingen hebben nog oude kaartsystemen die ooit gemaakt zijn toen we nog geen computers hadden. Daarin zoeken werkt nog steeds erg goed en om een goede slag te slaan kan het een idee zijn een leeszaal te bezoeken als ze nog kaartenbakken hebben.
Termen in doopboeken
Gereformeerde doopboeken zijn doorgaans in de Nederlandse taal geschreven. Katholieke doopboeken zijn doorgaans in Latijn opgesteld. Daarvoor is het handig om de meest basale termen te kennen.
- baptisatus – gedoopt
- filius/filia – zoon/dochter
- parentes – ouders
- patrinus – peter en meter
- nata – geboren
- susceptor – doopheffer
- testes – getuigen
- illegitimus – onwettig als tegengesteld aan legitimus (wettig)
- 7ber, 8ber, 9ber en Xber – de maanden september, oktober, november en december staan in de akten niet altijd voluit geschreven. Septem is Latijn voor 7, octo is 8, novem is 9 en decem is 10 (meestal met de Romeinse X).
Kortom, zoek hele gezinnen bij elkaar en noteer alle gegevens die in de originele boeken vermeld worden. En probeer ook te achterhalen wie de doopgetuigen zijn en wat je over hen kunt vinden.
Bronnen voor onderzoek
De serie ‘Puzzelen met DTB registers’
Hulp nodig?
Lukt het niet? Vraag dan hulp aan de Stamboom Helpdesk.
Lees ook
| Korte handleiding voor DTB boeken Latijnse termen in DTB boeken Transkribus biedt hulp bij oude aktes | Hoe en waar vind je DTB boeken? Paleografie, oude handschriften leren Website ‘Wat staat daer’ |
Puzzelen met DTB-registers 2 – doopboeken





















































